Study

De onregelmatige werkwoorden (TP)

0%

0 0 0

KIJKEN (FR)

regarder

Prouver (NL)

BEWIJZEN

être (NL)

ZIJN

SCHRIJVEN (ovt - vtt)

SCHREEF (ovt) - h. GESCHREVEN (vtt)

BEWIJZEN (FR)

prouver

SCHIJNEN (FR)

sembler, briller

RIJDEN (ovt - vtt)

REED (ovt) - h/z GEREDEN (vtt)

SCHRIJVEN (FR)

écrire

se taire (NL)

ZWIJGEN

VERDWIJNEN (FR)

disparaître

BEGRIJPEN (OVT en VTT)

begreep (ovt) - h. begrepen (vtt)

sembler, briller (NL)

SCHIJNEN

BEWIJZEN (ovt - vtt)

BEWEES (ovt) - h. BEWEZEN (vtt)

Welk werkwoord

zwijgen

RIJDEN (FR)

rouler

welk werkwoord?

begrijpen

LIJKEN (ovt - vtt)

LEEK (ovt) - h. GELEKEN (vtt)

welk werkwoord?

bijten

LIJKEN (FR)

sembler

rester (NL)

BLIJVEN

welk werkwoord?

kijken

mordre (NL)

BIJTEN

saisir (NL)

GRIJPEN

GRIJPEN (ovt - vtt)

GREEP (ovt) - h. GEGREPEN (vtt)

KIJKEN (ovt - vtt)

KEEK (ovt) - h. GEKEKEN (vtt)

sembler (NL)

LIJKEN

ZIJN (FR)

être

welk werkwoord?

grijpen

BLIJVEN (ovt - vtt)

BLEEF (ovt) - z. GEBLEVEN (vtt)

welk werkwoord?

bewijzen

welk werkwoord?

schrijven

BIJTEN (ovt - vtt)

BEET (ovt) - h. GEBETEN (vtt)

GRIJPEN (FR)

saisir

rouler (NL)

RIJDEN

BEGRIJPEN (FR)

comprendre

regarder (NL)

KIJKEN

écrire (NL)

SCHRIJVEN

ZWIJGEN (FR)

se taire

SCHIJNEN (ovt - vtt)

SCHEEN (ovt) - h. GESCHENEN (vtt)

ZWIJGEN (ovt - vtt)

ZWEEG (ovt) - h. GEZWEGEN (vtt)

BLIJVEN (FR)

rester

BIJTEN (FR)

mordre

welk werkwoord?

rijden

comprendre (NL)

begrijpen

VERDWIJNEN (ovt - vtt)

VERDWEEN (ovt) - z. VERDWENEN (vtt)

ZIJN (ovt - vtt)

WAS (sing) / WAREN (pluriel) (ovt) - z. GEWEEST

disparaître (NL)

VERDWIJNEN

welk werkwoord?

schijnen