Game Preview

Niederlaendisch, Perfekt

  •  German    20     Public
    Perfekt mit haben oder sein?
  •   Study   Slideshow
  • Ik ben/heb naar Amsterdam gereden.
    ben
  •  15
  • Hij is/heeft te snel gereden.
    heeft
  •  15
  • Wij zijn/hebben de hele dag rondgereden door Amsterdam.
    hebben
  •  15
  • Janine is/heeft naar huis gefietst.
    is
  •  15
  • Ik ben/heb de hele dag gefietst.
    heb
  •  15
  • Bart is/heeft van Hoek van Holland naar Dover gezwommen.
    is
  •  15
  • Wij zijn/hebben in het zwembad van Schwarmstedt gezwommen.
    hebben
  •  15
  • Wij zijn/hebben door het bos gewandeld.
    hebben
  •  15
  • Bart en Julia zijn/hebben naar school gelopen.
    zijn
  •  15
  • De kinderen hebben/zijn op het schoolplein gefietst.
    hebben
  •  15
  • Het vliegtuig is/heeft naar New York gevlogen.
    is
  •  15
  • Marie is/heeft van Pieterburen naar Groningen gelopen.
    is
  •  15
  • Jan is/heeft de hele ochtend gewandeld.
    heeft
  •  15
  • Het vliegtuig is/heeft van Hannover naar Amsterdam gevlogen.
    is
  •  15
  • Henk is/heeft naar kantoor (Buero) gelopen.
    is
  •  15
  • Zijn/Hebben jullie lang gefietst?
    Hebben
  •  15