Studiemeter unit 5: grammatica 2: moeten niet hoeven | Baamboozle - Baamboozle

Dutch 11 Public

grammar exercises must, should, have to

Study Slideshow

Sorry! Lift is out of order. You ( have to / mustn’t ) use the stairs.

have to. Je moet de trap gebruiken.

15

Meeting in progress. Do not disturb. You ( have to / mustn’t ) enter the room.

mustn't. Je mag de kamer niet binnengaan.

15

I know that I ( must / shouldn’t have ) hit him but I couldn’t help it!

shouldn't have. Ik weet dat ik hem niet had moeten slaan maar ik kon er niets aan doen!

15

My sister ( doesn’t have to / must not ) pay rent, my parents pay it for her.

doesn't have to. Mijn zus hoeft geen huur te betalen, mijn ouders betalen het voor haar.

15

They ( don’t have to / have to ) come to school today because it is Sunday.

don't have to. Ze hoeven vandaag niet naar school te komen want het is zondag.

15

I ( must / don’t have to ) ask you to turn your phone off, right now.

must. Ik vraag je om je telefoon nu uit te doen.

15

I ( must / had to ) wait in the hospital for four hours last night.

had to. Ik moest gisteravond vier uur wachten in het ziekenhuis. Verleden tijd moeten is altijd "had to".

15

We ( must not / will have to ) meet up the day before I move to Australia. I have to stay in quarantaine then.

must not. We mogen elkaar de dag voordat ik naar Australië verhuis niet ontmoeten.

15

(Moeten ) you always be this difficult?

Must. Moet je altijd zo moeilijk doen?

15

Last week we all ( moesten ) do a dance.

had to. Vorige week moesten we allemaal een dans(je) doen. Verleden tijd moeten is altijd "had to".

15

Marissa told me I ( hoefde niet ) clean the toilets.

did not have to. Marissa vertelde mij dat ik de toiletten niet schoon hoefde te maken.

15

Studiemeter unit 5: grammatica 2: moeten <> niet ...