Game Preview

6N14 - KG 6 - HF 2 WINKELEN

  •  Dutch    40     Public
    woordenschat in verband met het thema "winkelen" + grammatica herhaling
  •   Study   Slideshow
  • Noem 4 verschillende dingen die je in een kringwinkel kunt kopen
    speelgoed, meubels, kleren, boeken, ....
  •  15
  • Waar kan je dingen kopen? Noem 4 verschillende namen van plaatsen.
    buurtwinkel, winkel, warenhuis, winkelcentrum, shoppingmall, webwinkel ....
  •  15
  • Hoe zeg je "réutilisable" in het Nederlands?
    herbruikbaar
  •  10
  • Zet de zin in de VTT: "Ik koop een computer"
    Ik heb een computer gekocht.
  •  15
  • Zet de zin in de OVT: Ik doe mijn boodschappen bij Colruyt.
    Ik deed mijn boodschappen bij Colruyt.
  •  15
  • Maak de zin negatief: Je mag voedsel kopen in een kringwinkel.
    Je mag geen voedsel kopen in een kringwinkel.
  •  15
  • Noem 4 verschillende Vlaamse steden.
    Brugge, Antwerpen, Gent, Mechelen, Ostende, Leuven, ....
  •  15
  • Hoe zeg je "le chiffres d'affaires" in het Nederlands?
    de omzet
  •  10
  • Hoe zeg je "les pays limitrophes" in het Nederlands?
    de buurlanden
  •  10
  • Hoe zeg je "la frontière" in het Nederlands?
    de grens
  •  10
  • Hoe zeg je "le pouvoir d'achat" in het Nederlands?
    de koopkracht
  •  10
  • Hoe zeg je "l'achat" in het Nederlands?
    de aankoop
  •  10
  • Hoe zeg je "augmenter" in het Nederlands?
    stijgen = toenemen
  •  10
  • Geef een synoniem voor "de toename"
    de stijging
  •  10
  • Vertaal: Ga je soms in het buitenland winkelen?
    Vas-tu parfois faire des courses à l'étranger?
  •  15
  • Vertaal: Bestel je je boodschappen op voorhand?
    Commandes-tu tes courses à l'avance?
  •  15