Game Preview

zijn + aan het + infinitief

  •  German    20     Public
    Bilde die Saetze.
  •   Study   Slideshow
  • Ik - aan - schilderen. - ben - het
    Ik ben aan het schilderen.
  •  15
  • Ik - lezen. - boek - een - aan - het - ben
    Ik ben een boek aan het lezen.
  •  15
  • brood - Hij - is - het - aan - eten.
    Hij is brood aan het eten.
  •  15
  • Zij - brief - een - schrijven. - aan - het - is
    Zij is een brief aan het schrijven.
  •  15
  • ben - Ik- lezen. - het - aan
    Ik ben aan het lezen.
  •  15
  • Harry - schrijven. - is - aan - het
    Harry is aan het schrijven.
  •  15
  • aan - het - gamen. - We - zijn
    We zijn aan het gamen.
  •  15
  • Sanne en Martijn - tennissen. - het - aan - zijn
    Sanne en Martijn zijn aan het tennissen.
  •  15
  • puzzelen. - ben - Ik - het - aan
    Ik ben aan het puzzelen.
  •  15
  • Rob - tuinieren. - aan - het - is
    Rob is aan het tuinieren.
  •  15
  • Mijn zus - hardlopen. - aan - het - is
    Mijn zus is aan het hardlopen.
  •  15
  • Jacco - de kattenbak - is - schoonmaken. - aan - het
    Jacco is de kattenbak aan het schoonmaken.
  •  15
  • Marie - knutselen. - het - aan - is
    Marie is aan het knutselen.
  •  15
  • schaatsen. - Rintje - het - aan - is - het 
    Rintje is aan het schaatsen.
  •  15
  • koken. - het - aan - is - Mijn moeder
    Mijn moeder is aan het koken.
  •  15
  • Mijn oma - het - aan - kaarten. - is
    Mijn oma is aan het kaarten.
  •  15