Game Preview

Possessivpronomen auf niederlaendisch

  •  German    20     Public
    Was ist richtig?
  •   Study   Slideshow
  • Dat is mijn/jouw jas. (ik)
    mijn
  •  15
  • Is dat jouw/uw telefoonnummer, meneer Schmidt? (u)
    uw
  •  15
  • Dat is jouw/zijn huiswerk. (jij)
    jouw
  •  15
  • Dat zijn ons/onze kinderen.
    onze
  •  15
  • Dat is ons/onze huis.
    ons
  •  15
  • Is dat jouw/jullie huis? (jullie)
    jullie
  •  15
  • Dit is de sleutel van Sanne. Dit is zijn/haar sleutel.
    haar
  •  15
  • Dit is de sleutel van Mark. Dit is zijn/haar sleutel.
    zijn
  •  15
  • Dit zijn de sleutels van Jan en Marie. Dit zijn uw/hun sleutels.
    hun
  •  15
  • Waar staat jouw/uw auto, meneer en mevrouw Schmidt?
    uw
  •  15
  • Mijn/Zijn kinderen zijn 6 en 9 jaar oud. (hij)
    Zijn
  •  15
  • Mijn/Haar kinderen zijn 8 en 10 jaar oud. (ik)
    Mijn
  •  15
  • Ons/Onze auto is rood.
    Onze
  •  15
  • Hun/Jullie auto is zwart. (zij, Plural)
    Hun
  •  15
  • U/Uw hond is lief.
    Uw
  •  15
  • Zijn/Haar hond is niet lief. (ze, Singular)
    Haar
  •  15