My motherโs cakes always (โtaste / are tastingโ) incredibly good.
taste. nu en tijdsduur. Bij "always" nooit de -ing vorm.
Oops!
Check
Okay!
Check
15
I (โspoke / has spokenโ) to her once, years ago.
spoke. toen (verleden tijd) en tijdstip (once). Ik sprak haar jaren geleden een keer.
Oops!
Check
Okay!
Check
15
I always (โcall / am callingโ) my friend when I am stressed.
call. Bij "always" mag je nooit de -ing vorm gebruiken.
Oops!
Check
Okay!
Check
15
(โDoโ) ...... you tell the shop assistant exactly what the problem was?
Did. Aan het laatste werkwoord: was zie je dat het om de verleden tijd gaat. De verleden tijd van "do" is altijd "did"
Oops!
Check
Okay!
Check
baam
Lose 25 points!
Oops!
rocket
Go to first place!
Okay!
rocket
Go to first place!
Okay!
lifesaver
Give 10 points!
Oops!
15
The manager (โexplained / was explainingโ) the rules when I came in.
Was explaining. Toen (verleden tijd): dat zie je aan het werkwoord "came". Er gebeuren 2 dingen tegelijk: Hij was de regels aan het uitleggen toen ik binnenkwam
Oops!
Check
Okay!
Check
banana
Go to last place!
Oops!
gift
Win 20 points!
Okay!
rocket
Go to first place!
Okay!
lifesaver
Give 25 points!
Oops!
baam
Lose 20 points!
Oops!
rocket
Go to first place!
Okay!
fairy
Take points!
5
10
15
20
25
lifesaver
Give 10 points!
Oops!
15
Mary and Tracy (โhelpenโ) each other with their homework last week.
helped. Toen (verleden tijd) en tijdstip: last week.
Oops!
Check
Okay!
Check
15
Who has (โmakeโ) ..... this lemon cake?
made. toen (verleden tijd). Wie heeft deze citroentaart gemaakt?
Oops!
Check
Okay!
Check
10
What kind of films (โdo / doesโ) you like? I like all kinds of films.
do. Het is I do, you do, he/she/it does bij enkelvoud. We do, you do, they do bij meervoud.
Oops!
Check
Okay!
Check
15
Jack (โpayโ) ...... for all the food last night.
paid. toen (verleden tijd) en tijdstip
Oops!
Check
Okay!
Check
15
Hurry up! You (โgo / are goingโ) to miss your train!
are going. Het gebeurt nu en het is tijdsduur: Schiet op! Anders ga je je trein missen!
Oops!
Check
Okay!
Check
15
(โBeโ) ........ your father visiting you last Thursday?
Was. Last Thursday is verleden tijd. Het is I was, you were, he/she/it was bij enkelvoud. Your father (he) was.